WGA eigen risicodragen
Minister Asscher wil de ongelijkheid tussen het UWV en verzekeraars bij WGA Eigen Risico dragen per 1 januari 2017 wegnemen. Op 21 september 2015 heeft hij aangekondigd dat werkgevers niet meer eventjes voor een jaartje naar het UWV kunnen en dan weer terug naar de verzekeraar. Dit moet nu minimaal voor 3 jaar.
Hij stelt het volgende voor:
- Een (middel)groot bedrijf dat terugkeert naar het publieke stelsel (UWV), gaat een WGA-premie betalen die past bij de WGA-lasten van dat bedrijf. Het maakt niet uit of die ten laste van het publieke of private stelsel zijn gekomen.
- Als een (middel)groot bedrijf besluit om het publieke stelsel te verlaten, blijven de staartlasten achter bij het UWV. Het probleem van koopsommen en vergeten onverzekerde medewerkers behoort tot het verleden, omdat deze bij het UWV blijven en niet overgenomen hoeven te worden door verzekeraars.
Aanleiding
Eerdere veranderingen in de regelgeving van WGA-ERD hebben niet geleid tot een gelijkwaardig speelveld, oftewel een ‘level playing field’. Hierover zijn vriend en vijand het eens. Het was de bedoeling een markt te creëren met gezonde, gelijkwaardige concurrentieverhoudingen. Dat betekende dat partijen niet alleen op basis van prijs, maar ook op basis van kwaliteit en met gelijke uitgangspunten zouden concurreren.
Ongelijkheid publiek-privaat
De regelgeving had niet het gewenste effect. De WGA-ERD-markt is onevenwichtig. De terugkeermogelijkheid naar het publieke stelsel, het UWV, kan tegen een hele lage minimumpremie (0,12% van de loonsom). Bovendien moet de private sector, de verzekeraars, de staartlasten overnemen als een klant overstapt. Die staartlasten staan voor alle bestaande zieken en WGA’ers, inclusief alle kosten die daarbij komen kijken. Die ongelijkheid tussen publiek en privaat maakt het een verstoord concurrentieveld. Terwijl het uiteindelijke doel een gezamenlijk doel is: re-integratie van de zieke werknemer, zodat deze weer aan het werk kan.
Liesbeth Beukeboom